Blik
In den beginne was het Woord. De film kwam later. De eerste zag ik bij onze melkboer om de hoek. Voor de kinderen uit de buurt organiseerde Kamsteeg begin jaren zestig een middagvoorstelling in een voor de gelegenheid tot bioscoop omgebouwde garage. Hoofdmoot: de Dikke en de Dunne.
Feest! Laurel en Hardy waren niet schadelijk voor de moraal vond de vrolijk bevindelijke Kamsteeg. Eigenlijk waren het twee onhandige verloren zonen waar geen Vader boos op werd. Zelfs mijn eigen ernstige vader lachte zich een kriek, al vond hij Buster Keaton beter: ‘Och die blik. Die droeve blik.’
Louis Hartlooper
De eerste films waren stom en hadden het woord niet nodig. Maar dat was slechts schijn. Want niet alles wat er in die dagen op het witte doek verscheen viel meteen te begrijpen. Bovendien bestond er ook nog iets als het ideaal der volksopvoeding. Zo had je aan het begin van de vorige eeuw in Utrecht al een ‘explicateur’ die eerst in Salon Vreeburg en later het deftiger Rembrandt Theater de films vooraf met stem en gebaar van commentaar voorzag. Zijn naam: Louis Hartlooper (1864-1922).
Traditie
Toen Jos Stelling er in 2002 in slaagde het voormalige politiebureau aan het Ledig Erf te kopen en om te bouwen tot filmhuis, noemde hij het naar zijn Utrechtse voorloper en herstelde hij bij de opening in 2004 meteen ook de verdwenen traditie van de explicatie. Een traditie waarin ik mij dit najaar heb mogen voegen.
Feest! Nooit zoveel films gezien. Nooit zoveel plots niet mogen verklappen. Het spel met het publiek en boven alles de ontroering van de onvermijdelijke groet aan Buster Keaton, die mij steevast aankijkt vanaf de wand bij de ingang van Zaal 4. Och, die blik en de herinnering aan mijn vader. En dan de zaal in: ‘Welkom vanavond in het Louis Hartlooper Complex!’